Verhalen

REISVERSLAG QUIES lI

Hier dan eindelijk een verslag van Jan Willem, Atty en de scheepskat Buddy vanuit Cochin in India. Om te beginnen wensen we iedereen nog een gelukkig nieuwjaar toe en een goed zeilseizoen in 1996.

De route

Het is alweer ruim 3 jaar geleden dat we uit Nijkerk vertrokken. Even in het kort de route die we tot nu toe gevaren hebben: Nederland, Zuid-Engeland, Spanje, Portugal tot Lissabon, Madeira, Canarische Eilanden, Caribisch gebied (vanaf Barbados naar het noorden), Virgin Eilanden, Bahama's (Exurnas), de oostkust van de Verenigde Staten (van Miami naar Nantucket Island, waaronder New York, gedeeltelijk langs de kust en gedeeltelijk via de Intra Coastal Waterway, deze loopt vanaf Miami naar Norfolk).

Terug via de Intra Coastal Waterway naar West Palm Beach, Bahama's, Cuba, Jamaica, Panama Kanaal, Galapagos, Marquesas, Tuamotu's, Tahiti, Moorea, Huahine, Taahaa, Bora Bora, Tonga, Fiji, Yasawa's, Nieuw-Zeeland, de oostkust van Australie van Sydney tot Darwin (noordkust), Indonesie (Timor t/m Java), Cocos/Keeling Islands, Sri Lanka en sinds 2 weken zijn we hier in Cochin in India.

Nieuw-Zeeland;

We zijn al lang niet meer met z'n tweetjes, want sinds 2,5 jaar hebben we een leuk grijs katertje aan boord. Hij heeft hele grote voeten, met aan elke poot zes tenen. Als hij 1 poot verliest heeft hij in totaal nog genoeg tenen. Z'n naam is dan ook Buddy 'Bigfoot'. Heel leuk en gezellig. Maar neem nooit je poesje mee naar Nieuw-Zeeland, waar we woensdag 12 oktober 1994 in Whangarei aankwamen. Wat viel dat tegen toen we van de MAF (Ministry of Agriculture and Fishery) te horen kregen dat Buddy om de dag op z'n aanwezigheid gecontroleerd moest worden. De inspecties zouden ons circa NZ$ 800,- per maand gaan kosten. Echt maf dus....

Nog even naar Auckland naar het consulaat om visa's voor Australie te regelen en dan maar weer het land uit. Bij elkaar zijn we 14 dagen in Nieuw-Zeeland geweest. Eigenlijk was het nog te vroeg in het seizoen om de Tasman Zee over te steken, maar wat moet je dan?

Australie;

Alles ging prima, wel 20 a 25 knoop wind op de neus, totdat we 150 mijl ten oosten van Sydney zijn. Daar krijgen we met harde wind te maken, echt harde wind. Volgens het weerbericht 55 knoop (windkracht 10) uit het zuid-westen. Het water rookt met golven van 4 meter. We lopen voor de wind weg naar het noorden en gaan alleen al op de kale mast 5 knoop. We kunnen in verband met onweer 2 dagen geen weerbericht ontvangen maar de barometer zakt als een baksteen. Er blijkt een lagedrukgebied van 952 mbar onze kant op te komen. Hier komt zuidwesten wind en later westenwind uit. Behalve de wind hebben we ook de stroom tegen, die normaliter mee zou moeten lopen. Na 4 dagen draait de wind eindelijk naar het noordwesten en varen we op 9 november 1994 Sydney binnen.

Gelukkig zijn ze in Australie veel makkelijker wat dieren betreft. Je mag alleen niet met je boot aan de kant. Dat is geen probleem, wat je hebt hier bijna overal palen waar je tussen kunt liggen en moorings.

Ook kun je bijna overal voor anker. We varen voor het beroemde operagebouw langs en maken foto's. We vinden een gratis mooring en blijven hier zeven weken hangen. We zijn inmiddels bekomen van de storm, maar hebben onze plannen veranderd. In plaats van rond Zuid-Afrika te gaan, willen we nu via de Rode Zee en het Suez Kanaal varen.

December is een drukke maand in Sydney, zo vlak voor de grote vakantie en de kerstdagen. Het is hier zomer en we maken zelfs een paar dagen van 40 graden Celsius mee en liggen de ganse dag onder de zonnetent. Gelukkig is er nog een beetje wind, zodat het goed uit te houden is. Ook kun je de koelte in het winkelcentrum opzoeken, de airco draait deze dagen op voile toeren.

De kerstdagen worden we bij Paul en Elaine uitgenodigd. Paul is een oud-studievriend van Dave van de Engelse boot Tin Fin1 (we varen al vanaf de Galapagos samen met Dave op). We eten een uitgebreid kerstdiner met als hoofdgerecht een kalkoen van 5 kg, doen spelletjes en zien de start van de Sydney-Hobart Race op t.v., want het regent al 2 dagen. Er liggen zelfs nog cadeautjes voor ons onder de kerstboom.

Oudejaarsavond gaan we voor een nachtje naar Lavender Bay (bij de Harbour Bridge) en knopen de Quies aan Tin-Fin om het prachtige vuurwerk te bekijken, dat om circa 21.00 uur wordt afgestoken vanaf de brug. Als we Lavender Bay binnenvaren, is het een wirwar van boten. Met lijkt wel of heel Sydney z'n boot hier voor anker heeft gelegd en ze vissen ook nog. Het vuurwerk is schitterend, net een waterval vanaf de brug.

We hebben het na 7 weken wel gezien in Sydney en na nog wat eten te hebben ingeslagen, vertrekken we op 3 januari naar Broken Bay. Een mooi vaargebied, 15 mijl ten noorden van Sydney Harbour. In Pittwater, een zij-arm, gaan we achter Scott Island voor anker. Hier wonen Horst en Tilly Kanngieser met hun 2 kinderen. Ze zijn het Trans-Ocean postadres en hebben hun eigen huis gebouwd. Stevig en solide, echt Duits. Nu werkt Horst als ferryman tussen Scott Island en Church Point. Ook hier ligt weer post voor ons. 5 mijl verder de baai in, ligt Refuge Bay, een schitterende baai met waterval. Zoet water voor de was en een verfrissende douche. Toen Tilly en Horst na hun wereldreis nog op de boot woonden, gingen ze hier elke week naartoe om de luiers te wassen.

Zondag 8 januari pikken we vrienden op bij Cottage point en samen met de bemanning van Tin-Fin brengen we de dag gezellig borrelend door. We hadden van alles ingeslagen, maar er is niet veel van gebruikt. De Australiers hebben nl. de gewoonte om hun eigen voorraadje mee te nemen. Een soort Amerikaanse fuif dus. Begin februari willen we in Brisbane zijn. We zetten de vaart erin en doen maar een paar tussenliggende havens aan. Newcastle, Port Stephens en Coffs Harbour. De meeste havens waar je binnen kunt lopen, zijn rivieren met mangroves langs de kant en dus ook veel muggen. Coffs Harbour daarentegen is een kunstmatig aangelegde haven, bestaande uit een al bestaand rotseiland en een aangelegde pier. Deze haven staat er om bekend dat je er in alle weersomstandigheden kunt binnenlopen. Nu dus niet!

We hadden vanaf Port Stephens een nachtje door gezeild en arriveren om circa 17.00 uur. We waren de ingang al gepasseerd toen we door 2 grote brekers overvallen wer||en. We surfden misschien wel met 20 knoop de havenkom door (onze rompsnelheid is 7 a 8 knoop). Jan Willem kreeg de voile lading over zich heen. Hij zag niets meer, behalve water, en stuurde op het kompas netjes rechtdoor om platgaan te voorkomen In de boot kwam het water tot voorin bij de kachel. Ik stond al bij de mast om het grootzeil te laten vallen en werd nat tot m'n middel. Achteraf stond ik te trillen op m'n benen, het roer was 3 graden verbogenSn de breekbus van de windvaan gebroken. We informeren nog wel over het eruit halen van de boot en het rechtbuigen van het roer. Jan Willem denkt dat het beter is om het zo te laten (wat achteraf een grote vergissing blijkt te zijn). De volgende dag wordt de boot weer zoetgemaakt en verkennen we de omgeving. Een schitterend gebied met mooie witte stranden en helder water. Om op te schieten, varen we weer een nachtje door naar Southport, waar we voor het pretpark Seaworld voor anker gaan. Hier begin de Goldcoast. Dit is een luxe stukje Australie.

The Broadwater is een ondiep stukje water (bij LLWS is het op sommige plaatsen maar 120 m), maar we hebben geluk en varen met de stroom mee in 1 dag naar Brisbane, waar we voor de Botanical Gardens voor anker gaan. Er staat veel stroom en we zijn blij als we 2 dagen later een plaatsje tussen de pile moorings (palen) kunnen bemachtigen. Het is hier erg gezellig. Er liggen bekende boten, zoals Time Wise, South Saxon en lAnhinga (allemaal ontmoet in de Tuamotus). Elke morgen doen we met elkaar oefeningen in het park met Max van Anhinga als trainer.

Het kan hier in Brisbane ontzettend waaien en regenen. Zo heeft het in de nacht van maandag 7 op dinsdag 8 februari zoveel geregend dat onze dingy half gezonken was inclusief buitenboordmotor. Jan Willem wordt om 5 uur wakker en we hijsen de bananeboot op dek. De buitenboordmotor wordt helemaal zoet gemaakt en met WD40 ingespojten. Na 3 startbewegingen loopt het brave BB'tje weer. Suzuki number two, good for you, volgens de verkoper en gelijk heeft 'ie. We waren deze morgen wel te laat voor de training. We slaan een hele voorraad eten in en de blikken geef ik een laagje lak om roesten te voorkomen. Ik ben net klaar als Willem en Marjolein Kreder aan de kant staan te zwaaien. Gezellig dat ze er zijn, we willen met ze naar de Whitsundays varen. Het blijft nog een week regenen, maar Marjolein en ik vermaken ons prima met het winkelen in de life-line en A$ 2,- shops. Jan Willem en Willem kopieren nog wat zeekaarten en kopen nog reserve-onderdelen voor de motor.

Donderdag de 16e ziet het weer er wat beter uit en vertrekken we naar Morton Island en ankeren achter de Tangaloorna wrecks. Het water is niet erg helder en er staat veel stroom, maar toch is het weer lekker om zo tussen de visjes te zwemmen. 's Avonds gaan we naar het resort waar elke avond 'wilde1 dolfijnen gevoerd worden. Grote lichten worden ontstoken als het donker wordt, en met een bepaalde pieptoon worden ze geroepen. Deze avond waren er 7. De mensen, die in het resort verblijven, waaronder veel Japanners, kunnen vis kopen en onder begeleiding aan de dolfijnen voeren. Het is ontzettend leuk om naar dit gebeuren te kijken, vooral de readies van de mensen.

 

Zaterdag 18 februari varen we naar Scarborough op het vasteland. 's Avonds zitten we onder een afdakje in de stromende regen te barbecuen. De electrische barbecues zijn ideaal. De vis verpakt in folie wordt toch prima gaar.

Zondag 19 februari gaan we naar Modoolaba-Harbour, Een heerlijke zeildag. We kunnen zelfs spinakeren. Als we vastmaken aan de palen, worden we in het Nederlands begroet. 'Goeiendag, kan ik straks even met jullie praten?. Tony van Dalen van de Dolphin Boy woont al 23 jaar hier in Australie. Hij kletst ons de oren van het hoofd in z'n grappig Rotterdams-Australische accent en wordt de komende dagen onze gids en vermaker. Hij maakt ons er tevens op attent, dat we als we vis willen vangen een 'lepeltje' moeten gaan kopen. Ook hier staan weer barbecues op de kant. Je drukt maar op de knop, lamsboutje, aardappeltjes, uitjes en maiskolven erop en na 15 minuten zit je al te smikkelen en te smullen en geen zwarte tanden.

 

Het was gezellig, maar we moeten Tony weer gaan verlaten en vertrekken woensdag de 22e naar Tin Can Bay. We sleperyhet aanbevolen lepeltje en vangen een makreel van een meter en nog ie tijdens het spinakeren. Het is al donker als we over de 'bar' varen. Er staat 4 meter water. We nemen de route via Sandy Strait naar Bundaberg, omdat dat veel korter is dan om Fraser Island heen te varen. We stoppen bij Garry's anchorage en nemen een kijkje op de wal. We zijn op zoek naar een zoetwatermeertje, maar kunnen het niet vinden. We worden lek gestoken door de muggen en keren gedesillusioneerd naar de boot terug. Het grootste zandeiland ter wereld valt een beetje tegen. De volgende dag varen we het laatste stukje van Sandy Strait. Het is een heel gepuzzel om in het diepe water te blijven. Gelukkig vindt Willem Kreder de boeien op tijd en kom je in Hervey Bay, die je over moet steken richting Bundaberft. Het is jammer dat we hier nret later in het jaar zijn, want van juli tot november komen hier de hump back wales langs op hun terugtocht naar de voedingsgronden van Antarctica, nadat ze jongen hebben gekregen in de warmere wateren van de Coral Sea. Tijdens deze migratie eten ze nauwelijks. Bundaberw, bekend om z'n 'Bundy1 Rum. Daar bezoeken we dus de rumfabriek en keren terug met een fles rum. Wat we hier als sundowner nuttigen, is koude witte of rode wijn. Ook lekker, maar de scherpe kantjes gaan er niet echt af, volgens Jan Willem.

 

Dinsdag 28 februari vertrekken we naar de eerste mooie eilanden, die tot het Great Barrier Reef behoren. Lady Elliot, een koraaleiland 45 mijl vanaf Bundaberg We ankeren in 7 m turquoise water voor het eiland. We zien al die mot>ie (sub)tropische vissen weer na al die tijd in het bruine modderwater van de rivieren. We liggen 's nachts ontzettend te rollen en gaan de volgende dag naar Lady Musgrove. Dit eiland (motu) ligt op een rif met daarin een lagoon (atol) waarin je heerlijk rustig de nacht kunt doorbrengen. Terwijl ik rustig aan het snorkelen ben, zwemt er een grote mantarog van 3 m over me heen, Ik sehrik me naar. Ook bezoeken we het Fitzroy Reef. Ook dit is een lagoon omgeven door rif, maar een eilandje ontbreekt. Als het hoog water is, lijkt het net alsof je midden op zee voor anker ligt. Toen we aan kwamen varen, zagen we 3 verschillende kleuren water, afhankelijk van de diepte. Groen, blauw-groen en blauw. Zo mooi hadden we het nog niet gezien. De doorvaart in het rif is griezelig om te zien, maar goed bebakend en het water is glashelder.

 

Als we 's middags naar het weerbericht van radio Townsville luisteren, krijgen we het even benauwd. 400 km ten oosten van Cairns beweegt de Tropical Cyclon 'Violet1 zich met 5 knoop in onze richting. We besluiten om beschutting te zoeken in een hurricane hole vlakbij Gladstone. Maandag 6 maart vieren we Willems verjaardag. We varen naar Quoin Island, 2 mijl ten noordoosten van de stad, en zien daar kangoeroes en wallaby's (kleine soort kangoeroe).

Tropical Cyclon 'Violet' is inmiddels opgelost en we gaan naar Great Keppel Island. Dit eiland heeft een groot resort en wij maken daar gebruik van door in de warme zwembadjes (28 graden Celsius) te zwemmen en de douches te gebruiken.

In de zomermaanden, van november tot mei komt langs de kust, van Darwin tot Gladstone, inclusief de Gulf of Carpenteria, de gevaarlijke box jellyfish voor. Deze kwallen hebben een vierkant lichaam (hoofd) met wel 60 tentakels van wel 3 m lang. Ze zijn doorzichtig, dus je ziet ze niet. Als je in contact komt met deze tentakels, zijn er miljoenen celletjes, die een kleverige substantie produceren, zodat ze aan je kleven en andere met giftige pijltjes, die dodelijk vergif in je body injecteren. Het is ontzettend pijnlijk en de dood kan binnen 3 minuten intreden. Het gif kan ook de rode bloedlichaampjes en de huidtissue vernietigen. Het enige wat je direct kunt doen is azijn over het slachtoffer gieten en zo snel mogelijk het tegengif injecteren. Elk ziekenhuis, dokter en reddingsstation heeft dit in huis. Wij hebben dus wel wat litertjes azijn aan boord en zwemmen met ons t-shirt aan.

Jan Willem zit op de boot in z'n eentje aan de dubbele witte (wijn) en als hij ons terugverwacht ziet hij ineens kamelen op het strand. Gedaanteverwisseling of een beetje teveel wijn. Nee, niets van dat alles. Dee beesten zijn hier naartoe gebracht om de resortgasten te vermaken. Vanaf Keppel willen we naar de Percy Islands in 2 dagtripjes. De eerste stop is Island Head Creek, een niemandsland met mangroves langs de kant. Zaterdag 11 maart beginnen we aan de 2e helft. Helaas zullen we de Percy Islands niet bezoeken. Halverwege de dag zegt ons roer 'ploep’ of eigenlijk geeneens 'ploep’ en weg is 'ie, afgezonken naar de diepte (60 m). Ik raak even in paniek. Hadden we de boot in Brisbane maar uit het water gehaald en alles goed bekeken na onze surf in Coff's Harbouft maar daar los je niets mee op. Gelukkig blijven de mannen nogal rustig en fabriceren een mooi noodroer van de spinakerboom, het 'toekomstige' tafelblad (2 platen hechthout), een oud gordijn om de romp te beschermen en een aantal lijnen aan weerskanten van de boot om het roer een beetje goed achter de boot te laten hangen. Als helmstok gebruiken we een lijmtang. We ankeren die nacht bij Cape Townsend. De volgende morgen wordt de constructie nog wat verfijnd en gaan we achter Hunter Island (Duke-groep) voor anker. Als we aankomen, horen we ineens 'boeoeoe'. Op dit eiland houden ze koeien, geiten en schapen.

Verder maar weer naar Digby Island. Veel mijlen per dag doen we niet, want als je te hard gaat, kan dat noodroer ook nog breken. Een hele slechte ankerplek. Als het hoogwater is, liggen we ontzettend te rollen. De volgende dag waait het 25 a 30 knoop en blijven we een dagje liggen en varen daarna in een keer naar Mackay, de eerste mogelijkheid om een nieuw roer te maken. Bij elkaar hebben we 90 mijl met deze noodconstructie gevaren. Alles ging prima, we liepen soms 6 knoop! Willem en Marjolein gaan van boord zonder de Whitsundays te hebben gezien. Klaas Bood stuurt per fax een schets voor een nieuw roer. We laten een RVS-roeras maken en daaromheen maakt Jan Willem een roerblad van cederhout en epoxy. Hij mag van Bill en Kattvan 'the Boatyard' de ruimte tussen twee rompen van een viscatamaran gebruiken. Uit de zon en in de wind. Een electrische schaaf krijgen we van Owen te leen en zo zijn er heel veel vriendelijke mensen, die ons helpen. We kunnen douchen in de jachtclub en ook kunnen we dit als postadres gebruiken. Om het roer weer in de koker te hijsen, hoeft de boot niet eens uit het water. Het heeft nog wel wat voeten in de aarde om het roer erin te krijgen, maar als de lagers wat uitgeslepen zijn, glijdt ie er zo in.

Het roer is gelukkig op tijd klaar, want Joke, Henk en Esme komen op 15 april 14 dagen meevaren. Ook pa Marinissen komt nog op bezoek in Australie. Hij vaart mee van Townsville tot Cairns. Daarna gaat het verder via Cape York, Thursday Island naar Darwin.

Indonesie;

In Darwin slaan we nog wat voedsel in en dan vertrekken we 7 juli naar Kupang (Timor). Er is weinig wind en we moteren veel. Er zwemmen 2 uur lang 7 dolfijnen rondom de boot. Ze spetteren en fluiten. Het is een genot om naar te kijken. Ik heb dan ook heel wat foto's gemaakt. Na 4 dagen arriveren we in Kupang. We nemen een agent, Jimmy, om de douaneformaliteiten voor ons te regelen. Als je het zelf doet, is het bijna onmogelijk om de juiste adressen en de juiste personen te vinden. De Indonesiers, die ten oosten van Bali wonen, spreken nauwelijks Engels.

We bezoeken de eilanden Flores, Kommodo (Kommododraken), Banta, Sumbawa, Lombok, Gili Air en arriveren de 27e in Benoa (Bali) om mee te doen aan de Bali-Jakarta-Race. Inklaren is hier zo gernakkelijk. De douane, immigratie, quarantaine en de havenmeester zitten allemaal op een rijtje in een ruimte. Normaal kost het je dagen, nu maar 20 minuten. De marine, die dit evenement organiseert had wel z'n best gedaan. Gratis een plaatsje in de marina, gratis water (ondrinkbaar), net zoveel diesel als je maar wilt, t-shirts, exclusieve diners, een 2-daagse toer door Bali, gratis airco-bussen naar winkelcentra etc.etc. De race start op 5 augustus. We doen er 4 dagen over om de 600 mijl af te leggen. Onze spinaker, die net gerepareerd was, scheurt in 2 stukken en het motortjes van de autohelm geeft het op. Boze geesten misschien? We finishen vrijdagnacht met kanonschoten en toejuichingen vanaf het finishschip. Hardstikke leuk. We eindigen op de 18e plaats van de 40 boten in onze klasse. De berekening van de uitslag begrijpen we niet helemaal, maar het is tenslotte een funrace. We krijgen in Jakarta dezelfde behandeling als in Benoa. Gratis diesel, een plaatsje in de marina, 2 dagen tours over Java en heerlijke, exclusieve rijsttafels. Zo worden we uitgenodigd voor een diner bij de gouverneur van Java en worden we op weg ernaartoe begeleid door de MP met blauw zwaailicht. We voelden ons echt VIP's. Tevenover dit alles stond dat we wel moesten deelnemen aan de vlootschouw, afgenomen door Soeharto. Nou we lagen daar een beetje voor Piet Snot. Hij keek niet eens naar de jachten. Ook 2 Nederlandse marineschepen zijn voor deze reden in Jakarta. We worden een dagje op de 'Van Nes’ uitgenodigd om het schip te bekijken. Dit schip is nog geen jaar oud. De kanonnen worden bestuurd door computers, 2 ruimtes helemaal vol. We genieten van Heineken Bier en Gouda Kaas. We blijven tot de 23e augustus in de marina. Als we willen vertrekken is Buddy nog niet teruggekeerd van z'n nachtelijke uitstapje. Zul je altijd zien! We zoeken en rondvragen: 'Heb je onze 'kuching' gezien?' Niemand dus. De volgende dag vertrekken we zonder ons maatje. Er blijven nog wat boten achter en die zullen voor ons uitkijken. We loven een beloning van US$ 25,- uit. De volgende morgen horen we via een van de achtergeblevenen via de radio, dat Buddy terecht is. Wij weer terug om na betaling van de beloning Buddy in ontvangst te nemen; vies en met een diepe steekwond achter z'n rechter voorpoot. Ik was 'm en probeer hem antibiotica te geven. Met geen mogelijkheid krijg ik het erin. Hij bijt bijna m'n vinger eraf. Toch wat straattruckjes geleerd! Voor de tweede keer varen we richting Thousand Islands. We kunnen nog 1 dag meedoen aan de Thousand Islands Race. Weer gratis t-shirts, drinken en eten. Het is een hele verademing na het vieze Jakarta. Schoon water en mooie strandjes. We brengen hier een week door een zeilen daarna langs de noord- en westkust van Java.

Woensdag 6 September verlaten we Indonesie voor de Cocos/Keeling Islands (610 rnijl). De Tradewinds brengen ons snel in de goede richting. Voor de wind en soms 178 mijl per dag. Na 4 dagen arriveren we in een paradijsje op aarde. De zee in de kleuren van lichtgroen tot donkerblauw en prachtig witte stranden met palmbomen. We ankeren in de beschutting van Direction Island. Cocos is een atol met 9 eilanden en behoort tot Australie. Op Home Island wonen 500 Maleisiers en op West Island 150 Australiers. Wanneer je naar West Island wil om boodschappen te doen, kost het je een uur. Eerst met je bijbootje naar Home Island (2 mijl), dan met de ferry naar West Island (5 mijl) en dan nog 10 minuten met de bus. Op Direction Island zijn barbecues, tafels, watertanks toiletten en een telefooncel. We vieren hier Jan-Willems verjaardag en hebben nog meer feestjes. Jammer genoeg verlopen onze visa na een maand en moeten we vertrekken.

Sri Lanka en India;

De volgende bestemming is Galle in Sri Lanka (1750 mijl). Bijna geen wind en gelukkig bijna geen squalls. We moteren over de evenaar. Maandag 16 oktober arriveren we in Galle. Vanwege de burgeroorlog is de security in de haven heel streng. Elke nacht schieten ze onder water om eventuele bommenplaatsers af te schrikken. Een helsverdovend lawaai, de eerste keer dachtJan-Willem dat er een las scheurde. Na het opblazen door de Tamil Tijgers van de brandstoftanks in Colombo, de hoofdstad, regende het bij ons, 100 km ten zuiden van de plaats des onheils, olie. Alle boten waren zwart. We zijn meteen aan het poetsen geslagen en hebben het meeste kunnen verwijderen. Voor de rest hebben we weinig last van de burgeroorlog gehad. Het meeste speelt zich af rond Jaffna, in het noorden.

 

We toeren 4 dagen door Sri Lanka met nog 4 anderen zeilers in een gehuurd busje met chauffeur. Het is een schitterend eiland. We zien theeplantages, rijstvelden, watervallen, paalvissers, waterbuffalo's, olifanten, tempels en een heleboel Boeddha's. We zijn inmiddels bekeerd tot het Buddyisme. Onze Buddy is tijdens onze trip uitstekend verzorgd door Georgia, een 8-jarig meisje van een Australische boot. We worden uitgenodigd voor rijst-kerrie maaltijden en vermaken ons hier prima, maar onze visa zijn maar een maand geldig en bijna verlopen.

 

De noord-oost moesson is begonnen en we vertrekken naar Cochin in India. Weer weinig wind. We zien walvissen spuiten, maar ze komen helaas niet dichterbij. We ziefen 20 mijl uit de kust van India en zien toch nog duizenden vissers. Een heeft het op ons voorzien en zit ons achterna. We gaan vol gas (8,5 knoop) en het duurt 15 minuten voordat we hem kwijt zijn.

Vrijdag 15 november ankeren we achter Bolghatty Island in Cochin. 5 minuten met de ferry, wat 2 cent kost, en je bent in de stad.

Het arbeidsloon is laag. Jan«Willem wil hier onze ankerketting laten galvaniseren. Ook RVS-produkten hebben ze hier te over. Zo heb ik een mooie theepot gekocht. Ook hebben ze mooie stofjes voor bootkussens. De onze zijn al versleten, dus dat kornt mooi uit.

Het is hier overdag heet, zo'n 33 graden Celsius en je kunt niet overboord springen om even af te koelen. Daarom willen we nog proberen om permissie te krijgen voor de Lakshadeep Islands. Dit zijn koraaleilanden en liggen 200 mijl vanaf Cochin. Kerstmis vieren we waarschijnlijk in Cochin. Half januari willen we India verlaten en naar Oman of Aden varen.

Dit is zo'n beetje ons verhaal tot nu toe. We zijn nu wel over de helft van onze tocht. dus het zal geen drie jaar meer duren voordat we weer een patatje in de Zuidwalkantine kunnen eten; tenminste als Neptunus ons goed gezind blijft.

Hartelijke groeten van Atty Buitenwerf en Jan Willem Marinissen. December 1995

 

VAN ADEN NAAR MYKONOS

In het Zuidwalblad van april jl. lazen we over enkele avonturen van Jan Willem, Atty en de scheepskat Buddy. Tot onze vreugde schreven ze onsnog een dtkke brief. Ter herinnering: ze waren beland in Aden.

We ontdekken een leuk eettentje in Steamer Point (Aden). Gegrilde kip in kerry en knoflook gebakken aardappeltjes, komkommer en tomaat en nog een kop sterke thee met suiker en melk voor 1,5 US$ per persoon. Het is nog steeds Ramadan en 's avonds leeft men hier voornamelijk op straat. Op de markt verkopen ze een soort gras, waar de mannen op kauwen Je schrjnt er high van te worden. Ook zie je ze in hun 'stamkroeq' ontspannen, liggend op een bed, al lurkend aan de waterpijp De mensen willen niet oud lijken. Je ziet danook bijna geen grijze haren We, veel rode. Hier gebruiken ze Henna-poeder voor, dat een week blijft' zitten. De vrouwen zijn van top tot teen bedekt, alhoewel er hier maar door weinigen een sluier wordt gedragen

Op de markt doe ik de laatste boodschapjes, koop lekker vers brood en dan vertrekken we op zondag 4 februari 1996, richting Suez Geen probleem met uitklaren, want ze vieren hier donderdag en vriidag weekend.

Onze eerste ankerplek is Anfile Bay (Eritrea), waar we dinsdag 6 februari arriveren. We zien dromedarissen en in net zwart geklede mensen We liggen in 3 meter diep water, te ondiep, want het verval blijkt een meter te zijn. We raken met de kiel de bodem. Verliggen gaat niet meer We kunnen met meer bij het anker komen, dus steken we wat meer ketting Om de volgende morgen op tijd te kunnen vertrekken, moeten we 's nachts gaan verliggen. Dat is pech: toch nog je bed uit terwijl je voor anker ligt

Weer varen we een nachtje door om naar Massawa (Eritrea) te gaan waar we donderdag 's morgens om 9.00 uur aankomen We hebben een visum nodig: 50 US$ per persoon en voor de boot 5 US$ per dag Jan Willem probeert walpasjes te krijgen. Dit gaat er niet in. Wel een visurn voor 25 US$, 7 dagen geldig. We vinden dit nog te veel en samen met de Deense boot Cassiopeia moteren we naar Sheik el Abu een eiland 25 mijl noorderlijker.

Na een goede nachtrust vertrekken we naar Khor Nawarat, waar we 's zaterdags achter de Hai Dugah islets voor anker gaan. Er is geen kip te zien, alleen een paar vogels. Cassiopeia komt ons 's zondags vergezellen en we eten samen. We lopen op het eilandje en vinden er een nest met 2 jonge arenden. Het ligt er vol met schelpen. Als we teruggaan naar de 

boot, zwemmen er dolfijnen met een platte bek in de buurt van onze boten. Hanne en Helle springen in het water, maar ze komen niet dichtebij. Een visser komt om suker (= suiker) bietsen. We geven hem wat en dan gaat 'ie weer. Sukran (= bedankt). Engels spreken is er niet bij.

Sudan en Egypte

Dinsdag, 13 februari varen we verder noord. Ter hoogte van Port Sudan krijgen we noorderwind, precies volgens de boekjes. We hebben geen zin om te kruisen en zoeken een marsa. We varen 10 mijl terug en zoeken de ingang van marsa Immana. Het buitenrif ligt verder zuid dan op de kaart staat aangegeven. Eerst willen we er noord van, maar stuiten op zoveel bommies (= koraalkoppen) dat we teruggaan en nu zuid ervan. We hebben de zon in de rug en hebben tijd genoeg op de marsa aan te lopen. Om 12 uur liggen we voor anker, achterin de baai. Dromedarissen en een kustweg waar af en toe auto's over voorbijkruipen is het enige leven wat we zien. Een woestijnlandschap zoals ik me had voorgesteld. We proberen de romp van aangroei te ontdoen, maar het waait veel te hard. Ook de temperatuur van het water is niet meer zo aangenaam. Ook vrijdag waait het stevig en we luieren nog een dag.

Zaterdag, de 17e, kruisen we tussen de kust en het buitenrif door naar Khor el Marob. Het is maar 20 mijl, het kost ons de hele dag. We vangen een vis van ongeveer 15 kg, waarschijnlijk een ‘grouper’.Zondag 18 februari gaat het weer voor de wind tot dinsdagnacht en we stoppen nu in Sharm Luli (Egypte). Hier is een militair kampje, 2 hutjes waar 4 militairen 40 dagen achtereen verblijven om de kust te bewaken. We moeten onze paspoorten afgeven maar er wordt verder niet moeilijk gedaan. We zijn blij dat we vooraf een visum hebben geregeld, dat maakt het allemaal een stuk makkelijker. Alles wordt per radio doorgegeven aan het hoofdkamp.

Ramadan is vandaag afgelopen en de soldaten willen een feestje bouwen. Ze overladen ons met eten: linzen, tomaten, patat, Egyptische platte broden en rode thee, gemaakt van bloemen. 's Avonds maken ze muziek met van een lege jerrycan en zingen Egyptische liederen. Wij moeten ook onze bijdragen leveren en doen de bump, wat goed aanslaat.

Het is jammer dat alleen Shabor Engels spreekt. De anderen doen er ook geen moeite voor om het te leren, volgens hem. We moeten nog een dag bij hen blijven. Ik maak foto's van hen, inclusief geweer, en laat het fotorolletje bij hen achter. De landmacht heeft ook dromedarissen in dienst, waarmee de kust wordt bewaakt. Per dag wordt er 30 km afgelegd. De berijder zit op een houten stoel. Ik mag het ook proberen. Het is aardig hoog. Wanneer de dromedans gaat zitten, tuimel je bijna voorover We nemen afscheid. Ze overladen ons met feta kaas, tomaten en smaasappels, terwijl ze zelf niet eens genoeg krijgen van het leger.

We motorsailen naar Gazirut Wadi, een eilandje 5 mijl verderop. We snorkelen hier een half uurtje. Prachtig koraal met kleine visjes. Hoewel we onze pakken dragen, wordt het al snel te koud. Er liggen hier ook twee Italiaanse boten. 'S Winters varen ze in de Rode Zee en 's zomers in de Middellandse Zee.

23 februari kruisen we 20 mijl naar Marsa Tundaba. De volgende dag gaan we naar Marsa Alam. Je hebt goed licht nodig om binnen te varen. Hier is een stadje met 1000 inwoners. De havenmeester en de politie komen aan boord, samen met een vertaler. Onze paspoorten worden ingenomen. Diesel kost hier maar 0,14 US$ per liter! De bakkerij bakt heerlijke pita-broden. Ik moet de hele bakkerij bekijken en foto's maken. Het waait hard uit het noorden, dus we blijven nog even.

Woensdag vertrekken we met lichte noorderwind. De barometer zakt en het wordt weer zuidoostenwind, Toch stoppen we de volgende dag om 16.00 uur bij Sharm el Arab, 10 mijl ten zuiden van Hurghada. Vroeger was dit volgens oudere reisverslagen een idyllische ankerplek, nu word je er wakker van het getimmer. De hotels rijzen hier als paddestoelen uit de grond.

Vrijdag 1 maart varen we vlak langs Hurghada naar Abu Minguar Island. Het waait weer stevig en we blijven een dagje liggen. 3 maart naar Endeavour Harbouw (Tawilla Island) om van daaruit een dagtripje naar het rif Shab Umm Usu te maken. Er schijnt een familie dolfijnen te wonen, die met mensen zwemt als ze daar zin in hebben. De volgende morgen vertrekken we om 9.00 uur en arriveren er om 10.30 uur. Een dolfijn komt ons begroeten. Jan Willem springt in het water. Helaas is de dolfijn nogal schuw en komt niet zo heel dichtbij. We snorkelen nog aan de buitenkant van het rif en vertrekken om 13 uur naar Bluff Point om daar de nacht door te brengen.

Dinsdag 5 maart varen we via het Zeit Channel naar marsa Zeitiya. Als we daar zijn, draait de wind naar het zuidoosten en gaan we door naar Suez. Helaas draait deze de volgende morgen om 5 uur weer terug en wakkert aan tot 35 knoop. Gelukkig kunnen we het met de stagfok en half uitgerolde fok bezeilen en varen om 8 uur Suez binnen.

'Captain Hibbi' van de Prince of the Red Sea stapt aan boord en wijst ons de weg naar de marina. Hij is onze agent. Onze post ligt al voor ons klaar. 190 US$ gaat het ons kosten om door het Suez kanaal te mogen varen, maar voordat we dat doen, gaan we nog met de bus op stap naar Cairo en Giza. In Cairo bezoeken we het Nationaal Egyptisch Museum met als hoogtepunt de schatkamer van TutankhAmon. We smullen van de patat en milkshake van McDonald en lasagna van de Pizza Hut (niet erg Egyptisch!).

De volgende morgen gaan we naar Giza. Hier bevinden zich 9 piramides en een grote sfinx van Cheops. Indrukwekkend maar wel toeristisch. 'S Middags gaan we weer terug naar Suez en horen daar dat we de volgende dag door het kanaal kunnen. Nog gauw even naar het centrum om verse spullen te halen.

Dinsdag 12 maart leggen we 85 km af. De loods is een aardige jonge vent van 27. Helaas spreekt hij niet zo goed Engels. Om 17 uur ankeren bij Ismailia. De volgende morgen pikken we om 8.30 uur de tweede loods op, Hij spreekt prima Engels, neemt zijn eigen brood mee en vraagt alleen wat geld voor de taxi terug naar huis. Hij is een echte Moslim. Om 12.07 uur bidt hij op het voordek tot Allah. Om 15 uur stapt hij over op de loodsboot. Voordat hij overgestapt is, springt er een derde pilot aan boord. We wilden hem niet. Port Said kunnen we zelf ook wel uitvaren. Het enige woord dat 'ie kan uitbrengen is 'dollars'. De loodsboot blijft vlakbij de Quies varen. We zijn bang dat de windvaan geraakt wordt en geven de loods uiteindeijk 5 US$ en hij stapt na 5 minuten van boord.

Israel

Wij varen door naar Haifa (Israel). Het is 145 mijl en we denken er een dag over te doen. De wind draait naar het noorden en we moeten kruisen. De Israelische marine roept ons al op als we nog 40 mijl van Haifa verwijderd zijn. En ze blijven maar vragen. Ze volgen ons op de radar en vragen naar onze ETA (expected time of arrival). We maken weinig voorgang (3 knoop), maar dan draait de wind de tweede nacht toch nog naar het oosten/zuidoosten en arriveren we 15 maart in Quishon-harbour in Haifa. De marina stelt niet veel voor, 4 maanden geleden heeft een tanker een stuurfoutje gemaakt en ramde de steigers waarbij 4 schepen zonken.

De 'immigratie' komt's middags langs en neemt onze paspoorten in, in ruil voor walpasjes. Zaterdag is het sabbath. Bijna alles is dicht. We willen Gady Daysy, die we 3 jaar geleden in Norfolk ontmoetten, opzoeken. Er wordt niet open gedaan bij het huis van zijn ouders. We laten een briefje achter bij de benedenburen. Hun dochter weet ons te vertellen dat Gady een half jaar geleden getrouwd is met een Amerikaanse en naar de USA is vertrokken.

Zondag 17 maart (hier dus een gewone werkdag), doen we boodschappen. De bus gaat 1 x per uur naar het centrum. Helaas heeft de bus oponthoud. De chauffeur denkt dat er een bom in de bus is geplaatst. Dit is gelukkig niet zo en 50 minuten later vertrekken we richting centrum. Hier kunnen we weer geld halen met onze girobetaalkaarten. Als we terug zijn, staat Abe, onze overbuurman, op de steiger. Hij heeft Gady's vader gebeld en deze wil ons graag ontmoeten. We drinken koffie op zijn boot en hij neemt ons mee naar zijn huis om van daaruit te bellen. Gady's vader neemt niet op en we vergeten het maar, want we willen de volgende dag vertrekken. Abe trakteert ons op pita brood, gevuld met rauwkost, fafafel (bitterballetjes gevuld met bonenpuree) en overgoten met sesamoliesaus.

We stellen ons vertrek een dag uit, want het waait te hard naar onze zin en het is volgens ons te koud om 's nachts te varen. We zitten liever achter de kachel met dit weer. De 19e vertrekken we dan toch maar. Er staat niet veel wind en het zonnetje schijnt. We moeten zelfs de grote fok tevoorschijn halen. 'S Avonds wisselen we deze voor de kleinere en dat is maar goed, want het begint te poeieren. We varen aan de wind met 2 reven en een half opgerolde fok. We maken goede voortgang en arriveren om 14 uur in Larnaca marina.

Cyprus.

Je bent hier weer in de westerse wereld. Geld uit de muur trekken en supermarkten waar je alles kunt kopen. Larnaca marina is een plek waar veel 'yachties' overwinteren. De ligplaatsen zijn er niet duur en je hebt alles bij de hand. Alhoewel de mimosa in voile bloei staat, is het hier niet warmer dan 15° C overdag. 'S Avonds koelt het behoorlijk af. We houden niet van de kou en stoken ons dieselkacheltje elke avond. Volgens de locals is het over 10 dagen warm in Cyprus.

We liggen hier in Larnaca marina keurig met de neus naar de wal en achter tussen 2 palen. De eerste avond gaat Buddy op stap en we zien hem nergens meer totdat hij, achternagezeten door een stoere marinakat, zich weertoont. Jan Willem redt hem uit de klauwen van z'n achtervolger. We leggen de boot een stuk naar achteren en varen met de dingy heen en weer.

We hadden gelezen dat dieren tegen rabies ingeent moeten zijn in Griekenland en dat deze niet ouder mogen zijn dan 6 maanden. Die van Buddy is inmiddels verlopen. Via een secrearesse vande marina regelt Jan-Willem, dat er iemand van quarantaine langskomt en Buddy meteen inent voor £25. Als hij arriveert wil hij meteen geld. Hij wil niet eens aan boord komen om de kat te inspecteren. We staan perplex. We vertellen hem dat we willen betalen als hij ons z'n kantooradres geeft, zodat Jan Willem een protestbrief kan schrijven. Hij weigert en loopt weg. We hebben geeh teken van leven meer van hem gezien. En naar dieren wordt in Griekenand helemaal niet gevraagd als je inklaart. Dus dat is ook weer opgelost. We hebben weer wat geleerd. Nooit slapende honden wakker maken met een kat.

Dinsdag 26 maart willen we richting Rhodes. Helaas duurt het even voordat de immigratie onze paspoorten komt brengen. De Nieuwzeelandse boot Johanna met Jim en Kees is inmiddels gearriveerd en we zijn blij ze nog even te kunnen begroeten. Om 12 uur krijgen we onze paspoorten en een uur later vertrekken we. Eerst is het nog oostenwind, maar later draait 'ie naar het westen. We schieten dan ook niet echt op en de volgende morgen zijn we het zat, varen 15 mijl terug en ankeren in de commerciele haven van Limmasol (Cyprus). Ik ben snipverkouden en duik in bed.

Turkije en Griekenland

De volgende dag is het nog steeds westenwind; niet de goede windrichting om naar Rhodos te gaan. We varen naar het noorden en besluiten Kastellorizon aan te doen. Na 2 dagen en 2 nachten, waarvan de laatste nacht bijliggen om niet in het donkerte hoeven binnenlopen, arriveren we zaterdag 30 maart in het leuke kleine haventje. We liggen middenin het dorpje voor anker met uitzicht op de vele taverna's. We melden ons netjes bij de havenmeester en betalen voor 2 dagen havengeld. Later op de dag vragen ze ons om te gaan verliggen omdat 's avonds de wekelijkse ferry komt. We maken aan de mooring van Lisa en 'Shackle' vast. Zij vertegenwoordigen hier het Transocean Stiitzpunkt.

Lisa en 'Shackle' zijn hier met hun motorbootje naartoe gekomen en blijven hangen. Shackle doet klusjes voor iedereen en Lisa maakt vlaggen en repareert zeilen. Ook schrijft ze boeken. Ze heeft een boek geschreven over het repareren van zeilen en momenteel schrijft ze over slimme ideetjes, te gebruiken op boten.

Als de ferry arriveert, vraagt de politie of we weer willen gaan verliggen. De bemanning van de ferry zegt dat we kunnen blijven liggen. Dit doen we dan ook, we liggen tenslotte aan een mooring van een boot met een vaste ligplaats. Als de ferry weer vertrokken is, moet de 'kapitein' zich bij de politie melden met al z'n papieren en kan kiezen; US$20.000 boete of een week in 't gevang.

Uiteindelijk loopt de commandant gewoon weg en loopt het met een sisser af. Hij moest zeker even stoer doen in het bijzijn van zijn ondergeschikten....

Maandag 1 april varen we verder naar het noorden en ankeren in Tomb Bay, een zij-arm van de Skopa Liman Bay vlakbij Fethiye (Turkije). Tombbay, genoemd naar de holen, die als graf dienen, Het zijn in de bergwand uitgehakte gaten, waarin de doden werden gelegd, ver weg van de gewone wereld. Het is erg moeilijk om erbij te komen en later horen we dat het helemaal niet mag!

De volgende dag verhuizen we naar Wall Bay. Hier is het ook weer verschrikkelijk diep. Vlakbij de kant nog 25 meter. We gooien op deze diepte ons anker uit en maken de achterkant van de boot met een lijn aan de wal vat. Er ligt sneeuw op de bergen, een prachtig gezicht met de zon erop. We zijn hier illegaal in Turkije en zien naar ons zin teveel militairen, zodat we 's woensdags naar Rhodes varen. Het is windstil en we moteren totdat er 3 mijl voor Rhodes City (Mandraki) wind komt opzetten. Om 14 uur arriveren we in Mandraki en maken de Quies voor met 2 lijnen aan de kant vast en gooien achter een anker uit. We klaren in en moeten een transitlog kopen. Volgens de douane hoeft dit niet als je via een EEG land binnenkomt. Onze laatste uitklaringshaven was Larnaca (Cyprus), geen EEG, dus wel een transitlog.

We peddelen op onze vouwfietsjes naar Monte Smith. Hier bevindt zich de Akropolis van het Oude Lindos. Je ziet de ruines van een Apollo tempel, het oude stadion en een muziekschool. We drinken een bakkie bij Henk en Marijke van de Gunn. Zij charteren 's zomers met hun boot in Turkije en brengen de winter hier in Mandraki door. Je kunt hier heerlijke witte wijn kopen, zo uit het vat. Je brengt een lege fles mee, colaflessen zijn heel geschikt, en voor / 1,80 heb je een litertje uitstekende Rhodos wijn. We hadden de laatste dag voor vertrek aardig wat litertjes ingeslagen, maar ‘s avonds komen er nog een paar mensen langs (waaronder Henk!) en blijft er van deze voorraad niets over.

Zaterdag 6 april varen we naar Alimnia, een eilandje voor de westkust van Rhodos, een compleet beschutte ankerbaai. We maken vast aan een marinasteiger, neergelegd voor een groot ponton. Buddy kan hierop lekker heen en weer rennen, zonder dat we hem kwijtraken. Zondag vertrekken we naar Kreta en ankeren maandagmorgen vroeg achter het eiland Spinalonga. We willen pa Marinissen verrassen, die hier deze dag op excursie is. Hij is hevig verbaasd en opgelucht dat we op tijd in Iraklion zullen zijn. Na afscheid te hebben genomen, varen we verder de baai in naar het toeristenplaatsje Schisma, waar we een dagje blijven.

Op woensdag moteren we naar Iraklion. We bezoeken hier het beroemde Knossus paleis (overblijfselen), gerestaureerd door Sir Arthur Evans. Het paleis is samen met de Minoische cultuur verdwenen door de uitbarsting van de vulkaan Thiru. 's Middags gaan we naar het archeologisch museum, waar veel uit het paleis te zien is.

Vrijdag 12 april komt pa Marinissen aan boord. 's Zaterdags kon 'ie een beetje wennen en op zondag gaan we naar Thira (Santorini). We ankeren in een goed beschut baaitje aan de oostkust van Nea Kammeni Island. Dit eiland, ontstaan in ca. 1711 is samen met Kammeni Island de stop op de vulkaan. We liggen dus met onze boot in een krater. Eng om te bedenken dat de vulkaan nog steeds actief is.

In de middag varen we naar de overkant, naar Firu, de hoofdstad van Thira en beklimmen de 600 treden naar het dorpje. Arme ezeltjes, die de toeristen naar boven moeten dragen. We varen weer terug naar ons beschutte ankerbaaitje. Als we de volgende morgen weg willen is Buddy verdwenen. We zoeken, ons een ongeluk vinden hem uiteindelijk in het achterste puntje van de vissersboot naast ons.Voortaan gaat 'ie dus aan een lijntje als we niet voor anker liggen. We varen naar Ios en gaan daar voor anker, alhoewel het havenkommetje bijna leeg is.

Op 17 april varen we naar Paros, waar we een dagje blijven. Pa gaat op excursie en wij luieren. Van Paros naar Mykonos, ongeveer 25 mijl, hebben we de wind op de neus. Acht uur doen we erover. We gaan voor anker in de havenkom. Het waait stevig. De volgende dag gaan pa Marinissen en ik naar Delos met de ferry. Jan-Willem past op de boot. Delos was eens het politiek en religieus handelscentrum van de oude wereld. Volgens de legende is de god Apollo hier geboren. De resterende ruines geven je een duidelijk beeld hoe de mensen hier in die tijd leefden. De vijf resterende leeuwen, die het heilige meer bewaakten, de tempel van Apollo, het theater, de kleurige mozaiken van dolfijnen, vogels, een renbaan, een hotel, de vrouwenverblijven etc.

 

Zondag en rhaandag waait het nog stevig (6-7 uit het noord/noordwesten). De barometer stijgt en er komt een hoge drukgebied aan; met zuidenwind naar we hopen, zodat we pa Marinissen op tijd in Athene kunnen afleveren.

Atty Buitenwerf

 

VAN MYKONOS NAAR GIBRALTAR MET DE 'QUIES II'

Attie Buitenwerf en Jan Willem Marinissen zijn weer terug in de haven. Ook van deze kant willen we hen van harte welkom heten. Wij, als lezer^van hun verhalen, zijn echter nog in Griekenland (Mykonos). Hieronder lees je hoe het verder ging tot Gibraltar.

Dinsdag 23 april vertrekken we naar Cape Sounion. Hierop staan de overblijfselen van de tempel van Poseidon. Dit is de plaats waar de oude Grieken Poseidon, de machtige god van de zeeen aanbaden, alvorens uit te varen.

De volgende dag maken we vast in de Kalamaki-marina, d.w.z. achter een ankertje uit en voor lijntjes naar de wal. We verkennen Athene en bezoeken de beroemde Acropolis.Vrijdag de 26e brengen we Pa Marinissen naar het vliegveld, tanken we diesel en water en varen richting de Poleponessus. We doen dit gebied in dagtochtjes. Het waait stevig en als we in de buurt van een kaap komen blazen de zeilen zowat uit hun lijken. Zo trekken we bij het reven een groot gat in het grootzeil. Ook de fok is niet meer in dezelfde staat als vier jaar geleden. Om van het huikje maar helemaal niet te spreken. Als je die beetpakt, scheurt 'ie gewoon uit elkaar. Gelukkig hebben we een naaimachine en reservemateriaal bij ons. Alles kan dus weer keurig opgelapt worden. We stoppen in Poros, Spetsai, Jeraka, Elaphonisos, Port Kaios en Pylos. Hier verlaten we Griekenland en zetten koers naar Italic.

Een afstand van ongeveer 290 mijl met meestal weinig wind, maar soms ook 7 of 8 Bft. Gelukkig komt deze van achteren, zodat je alleen maar harder gaat en er verder weinig ongemak van hebt. Er landen veel kleine vogeltjes op de boot: zwaluwtjes en ook nog een soort met een geel befje en een geel kopje. Buddy (de scheepskat) krijgt er een te pakken. De rest sterft van vermoeidheid. Buddy, oftewel Bigfoot, hoeft niet van de vogeltjes te leven. We vangen de eerste dag al een yellow fin tuna, zodat z'n voedselvoorraad voorlopig weer op peil is. We vinden ook nog een dinghy, die we op het voordek hijsen. De bodem is een beetje gekraakt, maar verder ziet 'ie er nog goed uit. Het kleine uiltje, dat ook op onze boot is aangeland, zoekt hierin dekking voor Buddy.

Italie

Donderdag 9 mei arriveren we in Saline Jochine, gelegen in het uiterste puntje van de laars. We wilden eerst doorvaren en waren al in de Messina Strait, maar tegenwind en -stroom doet ons besluiten om bij te gaan liggen tot het licht is en dan de haven in te lopen. Een goede beslissing, want de rechterkant van de haveningang is heel erg ondiep. We lopen zelfs met daglicht nog vast. We liggen hier goed beschut tegen alle windrichtingen. Een nieuw aangelegde haven waar nauwelijks gebruik van wordt gemaakt. Wij liggen geheel gratis aan een kademuur. In de Marina liggen maar 3 boten. We blijven drie dagen hangen. Vanwege de harde wind en regen, maar vooral vanwege de gezelligheid. Jan en Alie met hun Odin arriveren 's middags en we vinden het heerlijk om weer eens Nederlands te babbelen.

Maandag 13 mei moteren we naar Messina in Sicilie om weer eens verse spullen in te slaan. Als jacht kunnen we alleen aan de stadskademuur liggen. Er is veel golfslag van de in- en uitvarende ferries. Het regent veel en ook de weersvoorspelling (NW7) is niet te best en we blijven nog een dagje liggen.

Woensdag is het bijna windstil en moteren we dwars door de grootste 'eddy' heen, naar Milazzo, gelegen aan de noordkant van het eiland. Daarvandaan naar Vulcano. Hier treffen we Pam en Roger met hun Cote d'Or aan. In Saline Jochine hadden we hen de dinghy cadeau gedaan. Deze is nu bijna vaarklaar. We liggen in het zwavel/modderbad en badderen in het warme water aan het strandje. Het lijkt wel vakantie! Vrijdag 17 mei gaan we naar Cagliari in Zuid Sardinie (circa 290 mijl). Er is weinig wind. Bij het hijsen van de spinaker scheurt deze dwars doormidden. Dus moteren we weer. Er wordt zuidoost 7-8 voorspeld. We krijgen dit niet, wel een tijdlang zuidoost 4-6.

Zondagmorgen de 19e staat de bilge vol met water. De uitlaat lekt. Er zit een groot gat in het elleboogje, totaal doorgecorrodeerd (aluminium). We stoppen de motor en krijgen het de hele dag druk met zeilen. Reven, grote fok, kleine fok, veel wind, weinig wind. Het lijkt wel werken! Jan Willem omwikkelt het gat met vette doeken, zodat we de motor in ieder geval kunnen gebruiken om de haven binnen te varen. Net als het donker is, maken we vast aan de Nuovo Molo di Ponente en slapen als roosjes. Maandag 20 mei 1996 vieren we een driedubbel feest. Atty wordt 39 jaar. Buddy 3 jaar en we zijn 4 jaar getrouwd. We smullen van appeltaart en maken er een gezellig dagje van.

Siegfried Marz, die hier het Trans Ocean Stiitzpunkt vertegenwoordigt, is van grote hulp. Hij rijdt Jan Willem naar de dichtstbijzijnde Perkins dealer, 10 km buiten Cagliari, om het nieuwe onderdeel voor mr. Perkins te bestellen. Tevens fungeert hij als vertaler, want de medewerkers spreken alleen maar italiaans. Na drie dagen komt 'ie weer langs om samen met Jan-Willem het onderdeel op te halen. We eten samen en hebben een gezellige tijd. Maandag 28 mei varen we naar Malfato, blijven vanwege de harde wind een dagje liggen in deze baai alvorens we naar Carlo Forte moteren. Onze laatste haven in Italie.

Spanje.

Donderdag 30 mei vertrekken we naar Majorca. De eerste 18 uur moteren we, er komt geen druppel water binnen. De motor is weer gerepareerd, maar nu breekt er een groot stuk van m'n kies af tijdens het kauwen op die heerlijke harde broodjes. Volgens de tandarts in La Palma moet er een kroon op. De behandeling kan 15 dagen duren. Ik besluit te wachten en het in Nederland te laten doen.

We bellen Bart Kamphuis, die hier met z'n Houtebeen ergens rondvaart, maar krijgen geen contact. Het zou leuk geweest zijn hem hier te ontmoeten en samen een 'bere- of apethee' te nuttigen. Via Ibiza gaan we naar Espalmador, een eilandje 8 mijl ten zuiden hiervan. Een heel mooi ankerplaatsje met glashelder water. We schrapen met een telefoonkaart alle ongewenste aangroei van de romp (wel in onze rubberpakken, want het water vinden we nog veel te koud) en drinken een wijntje met Marijke en Ton op ons weerzien. Vier jar geleden hebben we hen ontmoet in La Coruna. Zij zijn in de Middellandse Zee blijven rondvaren en wij zijn in westelijke richting vertrokken.

Vrijdag 7 juni vertrekken we naar Gibraltar met wind achter. Allerlei soorten dolfijnen begeleiden ons. De laatste dag is de wind op. We moteren 24 uur. Gelukkig is de diesel goedkoop in Gibraltar (70 cent per liter). We ankeren maandag 10 juni pal naast de landingsbaan, eigenlijk voor de Spaanse kust, met uitzicht op de Rock. We beklimmen de rots, zien de apen, St.Michael's Cave, de Siege tunnel en het Moorse Kasteel. Dezelfde avond hebben we al ontzettende spierpijn in onze benen. Eigenlijk willen we donderdag de 13e door de Straat van Gibraltar varen. Volgens het weerbericht waait het bij Tarifa 8 Bft (levanter). Wel oostenwind, maar toch een beetje veel. Dit blijft zo tot zaterdag. Dan blaast het nog 7 Bft. Zodra het minder wordt gaan we met de stroom mee erdoor.

De Middellandse Zee ligt achter ons. De Atlantische Oceaan ontmoeten we weer en in Lissabon hopen we de cirkel te sluiten.