2009

Vakantie 2009  Noord Oost Engeland

Vier weken hadden we dit jaar de tijd, van 19 juni tot en met 19 juli. Als bestemming dit jaar hadden we Noord Oost Engeland gekozen, als gebied om te varen en te wandelen. Wandelen? Jawel, want Atty zit liever niet de hele tijd op de boot, maar wil ook het land op om sportief te bewegen, daarom is het een combinatie-vakantie geworden.

De eerste dag hadden we nodig om weg te komen: poezen naar het pension brengen, gasfles omwisselen, water tanken enzovoort, verder dan Enkhuizen zijn we niet gekomen. We hadden ook niet veel haast omdat de wind tegen stond, en  ‘a gentleman never sails to windward’ zoals de Engelsen zeggen. Zaterdag geen verbetering in de windrichting, dus rustig naar Den Oever gevaren, voor de sluis gelegen en naar de jachthaven gelopen. Daar zijn we al heel lang niet binnengeweest, maar eigenlijk ziet het er tegenwoordig best gezellig uit. De  voorspelling werden beter, maar zondag moesten we nog doorbrengen in Den Helder. Geen straf trouwens, naar de Lange Jaap gelopen (de vuurtoren van Huisduinen) en nasi gegeten bij de KMJC.

Maandag was de windrichting Oost, en de meerdaagse voorspelling goed. Wel wat weinig wind, maar we hebben liever te weinig dan teveel. Voor de zekerheid wilde ik nog wat extra dieselolie inslaan, helaas ging die vlieger niet op, de dieselpomp bij de jachthaven was buiten gebruik. Bij vertrek waaide het nog lekker en de eerste mijltjes waren snel gemaakt. ’s Avonds werd het zo rustig dat de motor moest worden gestart, en we tokkelden op ‘economy speed’ (5 knoop) door de nacht.  We waren getuige van een visserijcontrole, de visser vroeg of de kustwacht de Omega meter wilde meenemen, want vanaf volgende week moest iedereen aan de nieuwe eisen voldoen en hij wilde weleens weten waar hij stond met die Omega norm. Heeft te maken met de grootte van de mazen in het visnet. 

In de vroege ochtend van dinsdag kon de spi erop en maakten we een redelijke snelheid onder zeil. Even na 20.00 uur herhaalde het patroon zich, wind weg en motor aan. Ik wist niet precies hoeveel dieselolie er nog in de tank zat, dus gooide in de schemering nog gauw even de reservejerricans leeg in de tank.  1 van die vaatjes had al een hele tijd gestaan, en tot mijn chagrijn schoot er een hoop rommel mee de tank in. Meteen daarna was ik het alweer vergeten (tijdelijk tenminste) want er dook een kleine walvis op naast de boot. De ontmoeting duurde niet lang, hij of zij was niet gediend van onze aanwezigheid en ging er snel vandoor. Woensdagochtend spi er weer op, totdat we begin van de middag bij de Engelse kust in de buurt kwamen en de wind weer wegviel. Uiteindelijk maakten we tegen 18.00 uur vast bij St. Peters marina in Newcastle, na een comfortabele oversteek van 3 dagen en 2 nachten. 40 % van de 260 zeemijl op de motor gevaren, en nog steeds diesel in de tank, een compliment  voor Mr. Perkins. 

Donderdag hebben we de stad verkend (o.a. het Arctic museum) en bereidden we ons geestelijk en qua materiaal (sokken) voor op het wandelavontuur. Vrijdag 26 juni begonnen we er dan echt aan: het lopen van het Hadrian Wall Path. Deze muur is rond 120 na Chistus door de Romeinen aangelegd om de Schotten af te weren, en om de handel te kunnen controleren. Hij vormde de noordelijke grens van het Romeinse rijk en liep vroeger helemaal van Newcastle aan de Oostkust tot Bowness aan de Westkust, ongeveer 125 km lang. Het wandelpad is nog steeds zo lang, de muur is in de loop van de eeuwen een heel stuk verdwenen. Vooral aan het begin en aan het eind is er vrijwel niets van terug te vinden, de stenen zijn hergebruikt voor woningbouw, en soms is de muur gebruikt als fundatie voor een weg. Het middenstuk loopt door dunbevolkt en moeilijker toegankelijk gebied, daar is veel van de muur bewaard gebleven, en dat was het leukste stuk om te lopen, wel met veel steile hellingen. De eerste dag  regenden we kleddernat, de tweede dag was het zo vochtig en mistig dat onze schoenen weer nat werden. Vanaf dag 3 hielden we de schoenen droog en de laatste dag (dag vijf) moesten we oppassen om niet te verbranden in de zon. 

We sliepen in vier B&B’s in East Wall Houses, Once Brewed, Brampton, en Carlisle en ik verstouwde vier  ‘full Englisch breakfasts’ met gebraden worstjes, bacon, eieren, bonen in tomatensaus, brownies en de rest. Atty hield het na de 1e dag al voor gezien, en ging voor de muesli. De laatste dag namen we de trein terug naar Newcastle en konden gelukkig weer in ons eigen bedje op de Quies, en een normaal ontbijtje. Het wandelen ging eigenlijk prima, maar de volgende keer zouden we alleen het mooie middenstuk doen, en de saaie begin- en eind etappes overslaan.

Meteen de volgende dag (het was ondertussen 1 juli) losgegooid bij St.Peters Marina, en de 7 mijl naar de monding van de rivier de Tyne afgezakt. Behoefte aan dieselolie en een dreigende onweersbui lokten ons naar de Royal Quay Marina, na het tanken en naar binnen schutten lagen we net op tijd vast voordat het onweer en de plensregen losbarstten. Donderdag 2 juli was het prachtig weer, en zeilden we naar de Farnes eilanden, naar een ankerplaats die bekend staat als ‘the kettle’.  De Farnes zijn beschermde broedplaatsen voor zeevogels, maar tegen betaling mag je op 1 van de eilanden aan wal onder begeleiding en kun je de puffins (papagaaiduikertjes), aalscholvers, alken, en sterntjes van dichtbij zien broeden. De sterntjes doen er alles aan om dat te voorkomen, ze vallen aan, pikken en schijten op je hoofd. Er zit bij de ankerplaats ook een kolonie grote grijze zeehonden, en toen de toeristenboten weg waren kwamen de jonge beesten bij de boot kijken. ‘Ach wat een schatjes’ zegt Atty dan altijd.

De volgende ochtend was het erg mistig, maar halverwege de dag hebben we het erop gewaagd en zijn een paar mijl verderop naar Holy Island gevaren. Heel voorzichtig op de motor, laptop met C-map erbij en strak de dieptemeter in de gaten houdend. Later werd het zicht beter en konden we het eiland bekijken. Hier staat de ruïne van een grote en vroeger belangrijke abdij, van hieruit is een grote bijdrage geleverd aan de verspreiding van het christelijke geloof over Europa. Ik geloof dat ook Bonifatius hier vandaan is uitgezonden, niet alle acties waren blijkbaar even succesvol. 

Bij het schrijven van de vakantiekaarten hoorde we een Engelse dame zeggen dat er waarschijnlijk  een ‘spot of rain’ aan zat te komen. Nu staan de Engelsen bekend om hun understatement, dus wij raffelden de kaarten snel af om droog terug naar de boot te komen maar het was al te laat. Bij het posten van de kaarten begon het te spetteren en het is die dag ook niet meer droog geweest. Aan boord de kachel aangestoken en binnen warm en droog gevierd dat het verste punt van de reis was bereikt.

4 juli vanwege de stroom vroeg de terugreis gestart. Om 7 uur waren we onderweg naar Amble. Redelijk goede marina maar je kunt de haven niet met laagwater bereiken. Goede winkelvoorzieningen, dwz een grote Tesco niet ver van de haven, verder geen bijzonder stadje. We zijn ’s middags langs de rivier naar Warkworth gelopen, een leuk stadje met grappige winkeltjes, een bakker die hele lekkere broodjes verkocht en een groot kasteel. We ontmoetten daar een groepje Nederlandse jongens die met de brommer op weg naar Schotland waren. Ze hadden allemaal hetzelfde type brommer, een Honda ‘scoopy’, ik had er nog nooit van gehoord maar volgens hen zijn er miljoenen van gemaakt en staan ze bekend als de meest betrouwbare bromfiets ter wereld.

De volgende etappe ging naar Blyth, een haven die vrachtschepen, vissersboten en jachten met elkaar delen. Je wordt weleens door elkaar geschut en er ligt weleens wat olie in het water. De watersportvereniging heeft een oud  houten vuurschip omgebouwd tot clubhuis, en daar was het  vorige keer best gezellig. Helaas was het nu zondag, dat betekende dat er geen ‘meals’ werden geserveerd, en dat het clubhuis om 8 uur ’s avonds dichtging. Het was er die dag eigenlijk gewoon een dooie boel, iedereen zat blijkbaar al thuis om de Wimbledon finale te bekijken. 

Op maandag dus maar weer vroeg verder gevaren naar Sunderland, een klein stukje omdat er weinig wind was. Sunderland bleek een behoorlijk grote stad, de jachthaven ligt bij de universiteitswijk. Er staat een nieuw ‘glascentrum’ langs het water, met allerlei exposities over glas, demonstraties glasblazen en een winkeltje met mooie en leuke glazen voorwerpen.

De wind ging naar de noordhoek, en trok flink aan. Het was een goede gelegenheid om naar het zuiden af te zakken. We vertrokken richting Whitby, maar in de loop van de rit werd duidelijk dat er teveel deining vanuit het noorden stond om deze haven in te gaan. Dus voeren we door naar Scarborough, een haven die wel veilig is aan te lopen bij hardere noordenwind. Er lag al een Nederlands jacht uit Amsterdam (de Aeolus haven), gezellige luitjes en een mooi schip. Zij waren  rond de wereld gezeild, en nog maar een paar jaar terug. Voor ons is dat inmiddels 13 jaar geleden en we denken er niet meer zoveel aan terug, maar het was leuk om de herinneringen weer eens te kunnen ophalen met mensen die weten waar je het over hebt. Dom genoeg heb ik het briefje met de namen kwijtgemaakt, maar die zoeken we op… 

In Scarborough bleven we een extra dagje liggen, en zijn met de bus naar Whitby gegaan om de haveningang van dichtbij te bekijken. Daarna twijfelden we niet meer over de beslissing om hier de vorige dag voorbij te varen, de brekers liepen vol over de haveningang. Hele leuke haven, maar niet veilig binnen te lopen bij harde noordenwind. We hebben nog gezocht naar de mensen waarmee Pa en ik in 2001 een paar dagen hadden opgetrokken, hun zeilbootje hebben we terug gevonden maar zij zelf waren niet thuis (of verhuisd).

9 juli ging het verder naar de rivier de Humber. De voorspelling was weer stevige noordenwind, maar daar hebben we niet veel meer van gezien. Wel stond er nog een vervelende grove deining van de vorige dagen. We startten de motor om vrij te varen van de kust maar deze stopte na korte tijd door een verstopte brandstofleiding. Voortaan alleen nog maar diesel bijvullen via een zeef, zoals we vroeger altijd heel precies deden. Na het doorblazen van de leiding startte de motor weer, maar het vertrouwen in Mr. Perkins was tijdelijk gezakt tot nul, want die leiding kon zo weer dichtslibben. Aangekomen bij de Humber hingen er vervaarlijke buien maar deze leverden geen windvlagen op, in tegendeel juist windstilte met regen. Omdat de brandstof niet zoveel meer heen en weer werd geklotst bracht de diesel ons toch zonder hapering naar Grimsby. Een haven die de naam heeft troosteloos te zijn, maar die wij prettig vinden. De havenmeester en de jachtclub zijn super vriendelijk en behulpzaam, en als je de wandelroute binnendoor weet loop je in ruim 10 minuten naar de winkels. 

In een poging om de brandstofvervuiling op te lossen heb ik de volgende ochtend de motor filters schoongemaakt en de onderste 20 liter uit de tank naar een jerrican gepompt en deze vervolgens via een zeef teruggegooid. Er bleef wel wat rommel achter in het filter, maar we hadden er nog niet het volste vertrouwen in dat het probleem hiermee was opgelost. Dat was ook niet zo, 2 dagen later op weg naar huis stopte de motor weer, ik heb het toen uiteindelijk onderweg opgelost door een vernauwing uit de brandstofleiding te halen zodat de vuiligheid de groffilter kon bereiken in plaats van voor die tijd de boel te verstoppen.

’Middags naar het Fisheries Heritage Centre geweest, erg leuk. Vooral de rondleiding op een diepzee kotter uit 1957 (Ross Tiger) door iemand die er vroeger zelf mee had gevaren was indrukwekkend. Deze kotters voeren zomer en winter naar IJsland om kabeljauw en wijting binnen te halen. Reizen van ongeveer 20 dagen (5 dagen heen, ongeveer 10 dagen en nachten vissen, 5 dagen terug), dan 2 of 3 dagen vrij en opnieuw er tegenaan. Ze kwamen meestal wel met veel vis terug (vaak meer dan 200 ton) maar het waren geen pleziertochtjes. Er is een monument voor alle verdronken vissers die in de loop van de tijd uit Grimsby zijn vertrokken, dat zijn er duizenden. En dat is afgezien van de niet fatale ongevallen, onze gids kwam ook wat vingers tekort omdat zijn hand klem had gezeten tussen het vistuig en de romp.

15 mijl verder de rivier op ligt Hull, en daar wilden we ook naartoe. Er werd echter gewerkt aan de sluis die toegang geeft tot de jachthaven, dus je kon er met de boot niet in. Daarom zijn we er met de bus naartoe gegaan. Zonder meer een leuke, grote stad met onder andere een mooi diepzee aquarium (The Deep), de jachthaven vlakbij het stadscentrum en veel oude glorie. 

Het was inmiddels de 4e en laatste week van de vakantie, en dan ga je tegenwoordig de 5 daagse windvoorspelling via internet bekijken om de thuisreis te plannen. Na de GPS (die ervoor zorgt dat je nooit zorgen hoeft te hebben over de positiebepaling op zee) zijn die meerdaagse voorspellingen via bijv. weeronline of via gribfiles misschien wel de grootste revolutie in het toerzeilen op zee. In dit geval werd voor woendag een harde zuidelijke wind voorspeld, en in de tweede helft van de week meer invloed van lagedruk gebieden. We besloten om direct zondag maar te vertrekken, en liepen maandag eind van de middag al bij Den Helder naar binnen. Dit was aan de vroege kant, we hadden ook nog wel een dagje bij Wells kunnen gaan kijken. Maar de windvoorspelling voor woensdag klopte, en op donderdag heeft de wind op zee een halve dag hard uit het zuidoosten  (dus tegen) gewaaid op de nadering van een depressie. Al met al zijn we achteraf tevreden met het besluit om vroegtijdig over te steken. 

Maandagavond bij de marine jachtclub natuurlijk ‘blauwe hap’ gegeten (bami deze keer) en dinsdag kalm aan het IJsselmeer op. We overnachtten in de nieuwe passantenhaven van het natuur-eiland De Kreupel, voor de kust van Medemblik en Andijk. Je mag er niet aan de kant komen, maar er ligt een paar honderd meter steiger en er is een uitkijkpunt. Atty heeft de boot binnen alvast opgeruimd, en ik heb de aangroei op het onderwaterschip zo goed en zo kwaad als het ging eraf gehaald. We lagen er bijna als enige boot en dat midden in de zomer!

Woensdag kwam de voorspelde ZZW wind, en deze liep op het IJsselmeer al op tot windkracht 6, gelukkig zaten we niet op zee. De nieuwe werkfok lag al vanaf vorig jaar op deze gelegenheid te wachten, en met het ‘hopmannetje’ aan de voorstag kruisten we tegen de wind in naar onze vaste ligplaats bij de Blocq van Kuffeler.

Foto's 2009